vorige

 

1.6  “Levende vlam van liefde”

Hier volgen 4 Strofen die de ziel in een toestand van innige vereniging met het Goddelijke brengen.

 

O laaie Vlam van liefde,

O Gij die teder wondlekt

mijn ziel in 't allerdiepst van haar midden!

Nu Gij niet meer doet huiv'ren,

voleind nu, als 't Uw wil is,

en scheur de sluier van dit zoete treffen.

 

O zoet en helend schroeien!

O heerlijke verwonding!

O zachte hand! O licht en fijn beroeren,

dat smaakt naar eeuwig leven

en alle schuld vereffent:

Dodend hebt Gij de dood verruild voor leven!

 

O vuur, gelijk aan lampen!

bij welker glanzend schijnen

de afgronddiepte krochten van de zinnen,

dat donker eerst en blind was,

met ongekende schoonheid, daar aan jouw

Beminde licht en warmte geven.

 

Hoe zacht en hoe vol liefde

ontwaakt Gij in mijn boezem,

waar Gij in het geheim, alleen, verblijf houdt;

en door uw heerlijk ademen,

vol welzijn en vol luister,

wekt Gij, hoe teder en hoe fijn, mijn liefde!

 

Juan de La Cruze omstreeks het jaar 1500