vorige pagina

 

HARA 5.

 HARA: Bewustzijn vanuit de eenheid.

 Innerlijk beseffen is: opmerken/fixeren/begrijpen. Neem afstand van wat wordt waargenomen. Bij het innerlijk beseffen blijft wat beleeft wordt één met wie beleeft wordt, en dat verandert hem, doordat het vat erop krijgt. Als iets dat beleeft wordt, doet dit de mens veranderen, dat gebeurt dan ongemerkt in de innerlijkheid van het beleven, niet in het objectiveren.

 (2) Dat innerlijk besef betekent: dat het de mens doet veranderen, herwinnen; van het een-zijn met de oorspronkelijke werkelijkheid van het leven. 

 Dit één zijn verbuigt en beschadigt hij niet reeds, doordat hij (de mens) zij, zich het leven en bewustzijn van het ik tegen haar afzet, dat hoort tot het leven van de mens. Hij zondigt pas tegen die eenheid vanuit de grond, doordat hij/zij zich eenzijdig met de objectiverende orde van het ‘ik’ identificeert , zich daarin vastbijt, en, in tegenstelling tot de eeuwige verandering, zich alleen oriënteert aan wat vaststaat. Maar: leven laat zich nooit vast-stellen, of als een positie vast-houden. (178)

 Bewustzijn vanuit de eenheid.

(3) Het aflaten (loslaten) van het overwoekerend ik, is zonder het laten van de ingewortelde bewustzijnsvorm niet mogelijk. Pas bij het omsmelten van het ik met de bewustzijns vorm die erbij hoort, maakt het optreden, een vruchtbaar worden van de bewustzijnsvorm mogelijk, dat is wat het leven vereist, bewustzijn vanuit de eenheid.

 Zondigheid.

(4) Hij zondigt pas tegen de eenheid vanaf de oergrond, doordat hij zich eenzijdig met de objectiverende orde van het ik identificeert, zich daarin vastbijt en, in tegenstelling tot de eeuwigdurende verandering, zich alleen oriënteert aan wat vaststaat. Maar: leven laat zich nooit vast-stellen, of als een positie vast-houden.

Het aflaten van het overwoekerend ik, is zonder laten van de ingewortelde bewustzijnsvorm niet mogelijk.

 (5) Pas bij het omsmelten van het ik, met de bewustzijnsvorm die erbij hoort maakt het tot een optreden, én vruchtbaar en worden nieuwe bewustzijnsvormen mogelijk, zoals het leven dat vereist. Dat is bewustzijn vanuit de eenheid.

 Terwijl het ‘objectiverende bewustzijn’ in het hoofd zit, d.w.z., als boven ervaren wordt, is het bewustzijn vanuit ‘eenheid’ een ervarend presentzijn van het lijfelijke lichaam als geheel. Dat gestoord of onmogelijk is geraakt naarmate het brein domineert. De ontwikkeling van het bewustzijn uit eenheid, is daarom ten nauwste met de verlenging van het zwaartepunt, naar boven of beneden, verbonden.

 EERSTE TRAP.

(6) Alleen bij een verankering in het midden van het lichaam, gelukt de bevrijding van het ‘hoofd-bewustzijn’. En zoals een verankering daarin het ‘heel door het lichaam’ lopende spel van leden en functies, vrijmaakt, maakt het ook de bewustzijnsvorm uit de presentatie van het geheel mogelijk.

 (7) Bij alle oefening komt het erop aan, het bewustzijn vanuit de eenheid, dat voor en nog in de splitsing tussen objectiverend en gevoelsmatig, het geconditioneerd bewustzijn (gedrag gewoonte) als menselijk te ervaren, dat in de grond toch drager blijft, in plaats van een bijrol de hoofdrol te geven. (blz. 179)

 (8) Alleen waar het bewustzijn vanuit eenheid toegelaten wordt, kan ook zich een bewuste eenwording toegelaten worden, met de oorspronkelijke krachten van het leven kan het zó voltrekken, dat die eenwording niet weer vernietigd wordt. Pas bij het geluk schenkend innerlijk ervaren van de oorsprong (niet al bij een weten van de oorsprong) wordt een mens zich zowel, van de vervreemding werkelijk bewust, waartoe zijn objectiverend bewustzijn hem bracht, als bereid de roep zich te laten vernieuwen uit de ‘bronwaarde’ (verbinding oorsprong) van het leven, en deze roep overeenkomstig zijn trouw aan zijn wezen te volgen.

 (9) Bij alle oefeningen op ‘de weg’ en op alle niveaus gaat het niet alleen om het vrij worden van een verkeerde vorm, maar ook om het verwerven van de juiste (nieuwe) vorm, ook in de oefening van de ademhaling.

 (10) Op de EERSTE TRAP van de oefening betekent dit; dat in de plaats van de vorm, waarin de adem door een vasthouden boven wordt geblokkeerd. De vorm in de plaats komt die dankzij het volkomen toelaten van de adem doet uitstromen, en de vrije lucht van de adem naar binnen mogelijk maakt.

 (11) Op de TWEEDE TRAP van de oefening van de adem leert iemand zich van de verkeerde vorm van bestaan bevrijden, door zich in volledige uit en inademing in een vorm te bevinden die aangeeft, dat hij/zij een persoon is die voor de ‘wereld’ openstaat.

 (12) Reeds bij het begin van het inzicht staat de ervaring dat elke uitvoering van werk of daad bedorven wordt, als men in de verkeerde geblokkeerde vorm doorgaat, en daarbij angstig zijn adem inhoudt. De ’prestatie’ lukt bij het gelaten uitademen. Niet vanwege de lucht die naar buiten stroomt, ingevolge van de spierontspanning, maar omdat het zich door het laten, het ‘angstige’ buitenspel zet, en het ‘kunnen’ dat aanwezig is, kan toelaten.                             

 (13) Alleen het loslaten van het ik, dat zich afschermt in het uitademen, wordt via ademhaling na ademhaling de opkomst van het ware ik voorbereid. Het prijsgeven van de ik-gerichtheid als gerichte bestaansvorm van het subject (persoon) dat via de adem geoefend moet worden is voorwaarde van toekomst voor de opkomst van de juiste vorm van persoonlijkheid.

 (14) Diegenen die zich het laten in het uitademen meester is, ervaart bij het inademen de vrijheid van een zijnsorde (d.w.z. standvastig) in bekwame prestaties van een in contact zijn met een zichzelf ‘ervarende’ persoonlijkheid. Als iemand zich in het uitademen volledig over kan geven, ontvangt hij/zij zichzelf vernieuwd terug. En beleeft dit dan drievoudig. Dit loslaten veronderstelt wel een grondhouding/basis, waarop men zich kan neerlaten … HARA …

 DE ROL IN DE WERELD.

 (15) DE DERDE TRAP. Als eenmaal bewust het loslaten van het ik is begonnen, dan kan in overgave aan zaak en werk (blz.180), voor medemens en gemeenschap, de persoonlijkheid haar rol in de wereld speen. Dán is de mogelijkheid aanwezig voor de derde trap dankzij de ik-loosheid, die hier reeds is gebleken zich in zelfovergave aan de wereld te geven.

 WORDEN EN ONT-WORDEN.

Waar, zelf-overgave zich verenigt met zelf-handhaving, zich-vergeven met zich-bewaren, zich-openen met zich-sluiten, zich-laten met zich-vasthouden, dienen met willen-bezitten, dan is iemand aangekomen om een echt, waarachtig mens te worden.

Reeds ademt hij/zij in het ritme van worden en ont-worden.

 (16) Een verdere stap in de richting van transparantie is dan het bewust ingaan op het ritme tussen het-staan in helder-dag-bewustzijn, en het zich binnenlaten in het donker van het onbewuste beïnvloedende werkzame leven(bestaan). (blz. 181)

 HET VERLATEN VAN DE IK-POSITIE.

Het verlaten van de ik-positie, als het zich-verlaten van de adem/grond, dat vergt meer moed dan men denkt.

 (17) Pas langzaam leert de mens zich-zelf kennen in zijn eigen hoogmoedige eigenzinnigheid én in zijn wantrouwen jegens(aan) het onbegrijpelijke waaraan hij/zij in-wezen deelheeft. Maar wanneer hij het waagt zich neer te laten tot het dragende, het aardse midden, en bij het zich openen met vertrouwen daarin, hem de adem van een groter leven, dat heel-makend is (iets) doorstroomt, dan herwint hij een nieuw vertrouwen, dat fundamenteel is in de onbekende gronding van het leven.

 En daarmee vindt hij/zij in een diepere zin ook pas zichzelf.

(18) Pas in dit nieuwgewonnen oer/vertrouwen kan hij, vrij van angstige heerschappij van zijn kleine ik optreden, vanuit zijn ware wezen. Dat is de zin van de oefening van de TWEEDE TRAP.

Daartoe dient de oefening van het bewuste toelaten en gewend worden van de beweging, die tot transparantie leidt. En hier wordt dan de oefening ‘van de adem’ eindelijk het eerst tot exercitium (uitvoering)geleidt. Zo moet volkomen vanuit zijn binnenste, ieder die oefent bij het betreden van de DERDE TRAP de oerwet van het leven begrijpen. Die in stilte de vormen voortbrengt, die, uitgebloeid, weer door haar teruggenomen worden. En hij/zij moet leren zich aan deze nieuwe wet bewust te onderwerpen.

 (19) Dagelijks moet hij opnieuw de oefening aanvoelen, hoe ‘zijn’ alles gefixeerde bewustzijn tegenover de kringloop van sterven en worden, het altijddurende vergaan en weer opstaan, een wil tot blijven (vasthouden) inzet. Die steeds weer een gebrek aan transparantie meebrengt, een gebrek, waardoor het menselijk leven-naar-het-wezen verstikt wordt.

Zeker is het zo dat al op de TWEEDE TRAP van de oefening iemand een wezenlijke stap voorwaarts maakt op de weg, tot het transparant worden van de behuizing, waarin hij in de bankring van het ik staat. Hij voltrekt dan de overgang van door driften bepaalde zelfzucht tot, ik-loze overgave aan de wereld (het leven).

Echter deze stap behoort al vanzelfsprekend bij de ‘normale’ persoonlijkheid, de opvoeding en vorming die tot leefbaarheid in het leven leidt.

 (20) Wie de tot weg ontwaakte weg ontdekt, ontdekt dan, hoe ver hij ook in die persoonlijkheidsvorm nog ver(der)van die transparantie verwijderd is, d.w.z. nog in de bron van het subject staat (grondwezen) dat tegen de vormende orde van zijn weten en waarderen en posities in staat, een staketsel (afbakening) is voor de transparantie (vorm van begrijpen) op het levende zijn!

 Verlost en verlicht voelen en het verplicht weten tegenover het Zijn.

HARA

(21) Waar, door het verwerven van het juiste midden, het wezen ontwaakt, krijgt wie oefent het teken dat hij zich niet alleen ‘verlost weet’ en aldus vrijer in de wereld staat. Maar zich ook verplicht weet tegenover het ZIJN!

Hij ondergaat de impuls van een nieuw ‘geweten’. Echte ervaring van het wezen is onlosmakend verbonden met het ontwaken van het ´geweten’ in het wezen.

 Alle vorderingen in het oefenen bevinden zich op de DERDE TRAP, de vrucht van het geweten.

 (22) Elke echte betrekking op het geweten draagt niet alleen het besef in zich van de (die) verplichtende waarheid, van dat wat daarbij werd ingezien. Daar leeft ook een belofte in. De vervulling daarvan hangt af van onze ‘gehoorzaamheid’. En wat op de DERDE TRAP in de oefening van de adem innerlijk wordt opgenomen, draagt geleidelijk aan vrucht. Eerst in gehoorzaamheid jegens de wet, die in het bewustzijn vanuit (haar) de eenheid inwendig opkwam. Daar hoort bij het einde van de uitadem, het zich gelovig en gehoorzaam overgeven in het luisteren, dat wetend zich wegschenkt.

 (23) Waar dit tot diep in het zijn reikt, komt de mens daaruit terug, niet alleen als een ik-zijn/ik-zelf met heldere zinnen, maar ook als getuige van dat waaraan hij zich-zelf heeft overgegeven. De zin van de oefening wordt dan de meer dan gelukkig makende zekerheid/schenkende en verplichtende ervaring van het deelhebben aan die transcendente grond. Die iemand steeds weer uit de ‘geworden vorm’ bevrijdt en voor de nieuwe vorm uit het ‘wezen’ vrijgeeft.

ZICH ZELF OP DE NIEUWE WEG ZETTEN.

 (24) Zo breekt op de DERDE TRAP een nieuwe levenspuls binnen, die wie oefent op een nieuwe weg zet. Daarop kan ook religiositeit groeien, die niet van objectiverende voorstellingen en projecties van het ik , en met zijn eigen angsten en wensen leeft, maar uitdrukking is van een ervaring van het in eigen wezen opgedane Zijn, dat meer is dan de ervaring van het in eigen wezen opgedane ervaring, dat meer is dan dat van die ene mens. (blz.182)

 (25) WAT HEBBEN DIE “DRIE TRAPPEN VAN ADEM” MET ‘HARA’ te maken? Niet meer en niet minder dan de zin van elke trap, zich alleen in zoverre te vervullen is als het kan, als dat een mens uit de afzondering in zijn ik-kerker bevrijd worden kan, en naar zijn dragende midden de weg vindt.

 HET VINDEN VAN HET MIDDEN.

 (26) Dit vinden van het midden is al een afgeronde ervaring op zich! Daarin opent een mens zich voor de krachten uit de diepte, die hij nu bewust beleeft.

In dat doorleeft contact met ‘het leven’, dat in zekere zin aan gene zijde van leven en dood staat, kan hij ‘de mens’ steeds weer de dood van het ik doorleven. Dat aan de drempel van elke nieuwe geboorte van ons verlangd wordt.

Naarmate dan de afbraak van de staketsels(omheining) boven is gelukt en de verlenging van het zwaartepunt naar onderen definitief wordt, ontstaat een totale gesteltenis, die iemand in staat stelt uiteindelijk, ook in het ‘sterf en worden’ van alle dag te getuigen van de adem van het leven.

 CONCENTRATIE:

Blz. 183.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zingeving teksten

Events

Lofzangen

Compassie - Doen

 Liefdes - Intens teksten 

Natuur foto's

Kruisgang

Actief

Staan in het Krachtveld

Dienstbaar aan de ander

Waarom deze website?

Werken aan vrede

Kringloop van liefde

Liefdes Mysterie en Teilhard

 

Liefdes almacht