vorige pagina

        

 

Lofzang 103

‘De GODDELIJKE VOORZIENIGHEID’

Door mij het ‘Groot Universeel Liefdesvermogen‘ genoemd, dat als een ouderlijke macht zich over ons ontfermt’.

 

1.   Mijn ziel prijst de schepping, vanuit het aller/diepste van mijn midden. Het ‘heiligende vermogen’ van ‘deze voorzienigheid’ en haar natuurlijke uitstralingen, geneest ons mensen telkens weer. 

2.   Ondanks de groeipijnen in de natuur en wat we ons zelf aandoen, heb ik ontzag voor de ‘weldadige’ uitstralingen van energieke kracht, zichtbaar in de natuur en de mens. 

3.   De natuur hersteld zich steeds weer opnieuw tijdens haar gang rondom de zon. Het Groot Universeel Liefdesvermogen  ‘kroont’ ons iedere keer weer door; aandacht, vertrouwen, overgave en openheid. ‘Zij’ is ons een leidraad in bange dagen. 

4.   De ‘geest’ van al dit leven, heeft zich ‘samengebundeld’ tot een veelsoortigheid en waarachtigheid van bestuurlijke kwaliteit. Veelsoortig en waarachtig is de geest die waakt over al het leven.  

5.   Aan ons wordt regelmatig, voor ons, ‘haar’ wijsheid getoond. Als een waardige en rechtvaardige ouder neemt zij ons mensen bij de hand. 

6.   Die ‘Goddelijke wijsheid’ loopt achter ons, boven ons, en voor ons uit. Met de uitnodiging ‘haar’ ondanks de vele obstakels die de natuur ons doet struikelen, ‘haar’ te blijven volgen.  

7.   Van Oost tot West, van Noord tot Zuid, worden onze misdaden vergeven als we onze misstappen kunnen overzien. En wordt het ter goeder trouw van ons afgeworpen, in de vergetelheid der tijden. 

8.   Het ‘Groot Universeel Liefdesvermogen’ die als ‘geest’ zich door haar veelzijdigheid dagelijks aan ons toont. Kan zich blijven manifesteren afhankelijk van onze open of gesloten toegankelijkheid, in verband met de levensstijl die wij ons aangemeten hebben. 

9.    ‘Als bloemen op het veld zijn wij, net zo kwetsbaar zijn wij in de dagen die ons gegund worden. Als in een plotselinge opkomende storm wij te pas of te onpas neergesmeten worden. 

10. De ‘welgestelden’ zijn zij, die in hoge ouderdom, zich mogen verpozen in de rust na gedane arbeid, zij zijn de dienaren en dienaressen van levensgeluk. ‘Zij’ mogen onder de Koninklijke Heerschappij van begrip en mededogen, wandelen in de tuin der wijsheid. ‘Zij’ kunnen de jongeren tot voorbeeld zijn, opdat zij geen dwaalwegen meer zullen bewandelen. 

11. Lof zij aan de schepping, dat haar waarachtige ‘geest’, ons mag blijven sturen, door haar geestkracht, die van een bovenzintuiglijke ‘goedheid’ zelve is.

 La Lucas