vorige pagina

        

 

 Lofzang 62

 

 Lied aan de Universele Liefde …

Alleen bij jou vindt ik rust …

 

 

1.    Alleen bij jou vindt mijn ziel rust. Mijn zielenheil zoekt rust in jou, en smacht naar jou mijn redder in de nood. Die jij bent als een rots in de branding en vanuit die hoge vesting strijd ik met jou om rechtvaardigheid, opdat wij, de mens van deze tijd, niet ‘te neer zullen gaan’ in de roerige tijden van ons bestaan. Mijn lichaam smacht naar jou, als een land dat naar water smacht. Hoe lang zal mijn onrust nog duren, voordat ik de moed verzameld hebt, mijn ‘liefdesvermogen’ totaal in te zetten.

 

2.    Het schild dat mijn ziel al zo lang omsloot als een ondoordringbare muur, belemmerde mij, ik hield mijn lippen gesloten en dat weerhield mij spontaan jouw lof te zingen, jou te prijzen in alle openheid.  Alleen in jouw liefdeswerkelijkheid vindt mijn ziel rust. Mijn leven lang wil ik al met opgeheven hoofd jouw heerlijkheid prijzen, zelfs als ik rust in de nacht, moet ik denken aan jou. Dag en nacht ben je in mijn aandacht en ontmoet ik jou, voel ik weelde in mijn hart.

 

3.    Jij bent mijn rots in de branding, mijn sterkte, mijn schuilplaats en mijn bron. Jouw bron is er niet alleen voor mij, maar ook voor de ander, voor allen die in ‘ware liefde’ hun steun en toeverlaat in jou willen vinden. Mensen die jouw ‘liefdeswerkelijkheid’ niet kunnen of willen zien zijn als holle schalen, die echter een doffe klank laten horen als zij in ‘liefde’ worden aangesproken.

 

4.    Er zijn echter zovelen die jouw werkelijkheid, negeren, mishagen, en geweld aan doen, laten wij onze gebeden richten op hén die geen weet hebben van jouw ‘Universele Liefdeswerkelijkheid’. Laten wij onze verlangens naar elkaar toe uitspreken met de overtuiging dat wij ‘elkaar’ helpen kunnen, in concrete ontmoetingscontacten. En … in praktische leermomenten van het dagelijkse leven, opdat ons ‘liefdesvermogen’ zal groeien en uitdijen in elkaar, dat we oefenvaardigheid met elkaar kunnen delen.

 

5.    In jouw ‘stilte’ vindt ik mijn vertrouwen. Door de ‘wijsgerige voordrachten’ van onze filosofen in het verleden, die zich bezig hielden met het voortbestaan van alle ding in ons bestaan, put ik de moed om met hernieuwde energie een deeltje bij te dragen aan een wereld die aan liefdeloosheid ten onder dreigt te gaan.

 

La Lucas