vorige pagina

GELOOF – DEVOTIE OF HEILIGHEID.

 

Als wij dan op de knieën neergebogen in devotie, bidden en zingen en psalmen uitspreken en ons richten naar God, of een altaar met wierook of een brandende kaars. Dan creëren we daar ter plekke heiligheid of een heiligdom waar het goed toeven is. Door onze aanwezigheid, en wat wij doen, wordt deze plek, dit huis, deze kloosterkerk een heiligdom waarin wij ons thuis voelen.

Dan vinden wij dáár wat wijzelf creëren, door ons gezamenlijke geloof in een ‘hogere werkelijkheid’, dat als een energie of scheppende waardigheid ons tot orde of eenheid zal brengen.

Als dan iedereen is weggegaan aan het eind van de bijeenkomst, ieder naar zijn of haar bezigheid, hier in het klooster thuis of waar dan ook is gegaan, dan is er in deze ruimte, kerk of klooster niets meer of minder dan wat door ons gecreëerd is geworden. Toen wij daar op onze knieën en in devotie aan het bidden of zingen waren.

Dát wat er door ons aan devotie, heiligheid en spiritualiteit werd gecreëerd, en door ieder naar eigen vermogen is waargenomen, dan blijft de sfeer daar nog aanwezig in de ruimte waar wij waren. De spirituele sfeer is er nog, en alleen waarneembaar als je er nog naar zou terugkeren, door er aanwezig te zijn.

Wat hierboven geschetst is, zal als beeld, voor een ieder toch wel herkenbaar zijn. Een ander beeld van religie daarentegen is er een van dat vooral herkenbaar zal zijn vanuit een individuele betrokkenheid. De beleving die alleen als een individu ervaren en kenbaar gemaakt kan worden, en uitgelegd, wat het voor hem of haar betekent.

En dát is een groot goed, om in woord en gebaar aan elkaar duidelijk te maken wat dit je doet, door een overweging of anderszins, een verhaal, of een essay naar elkaar uit te spreken. Gebeurtenissen en ervaringen, rituelen of handelingen, die religie het waard maken om met elkaar uit te wisselen, in een vertrouwde sfeer of openbare ruimte.

Wat mij echter stoort en verontrust is, dat deze religieuze heiligende betrokkenheid, enkel en alleen vanuit een individuele betrokkenheid, als in een eenrichtingsverkeer naar Gods beeld, een kaars een altaar of heiligdom, gericht of gestuurd wordt. Alsof het delen met de ander, en het samenzijn er niet toe doet. Alsof het niet van belang zou zijn, in respect en waardigheid, die heiligheid en vroomheid met een ander te delen. Alsof het niet van belang zou zijn, om elkaar even aan te kijken en contact te maken, waardoor je elkaar het gevoel geeft, je mag er zijn wie of wat je ook bent, ook in deze ‘heilige’ sfeer.

De hierboven genoemde heiligheid of vroomheid wordt toch gedragen door de universele liefdesenergie wat niet mis te verstaan is. Het bidden, het vereren en het toezingen geldt toch niet alleen voor die Hoog Verheven Waardigheid, lees: ‘Universele Liefdes Levens Energie’ maar ook voor elkaar, de ander je medemens, je buurman of buurvrouw, je medereiziger, je plaats of stadsgenoot, de vreemdeling.

Alsof dit alles, geen reden zou zijn, dit met elkaar te communiceren, direct met elkaar te delen en te vieren door persoonlijk contact. Rituelen, gebedstijden, vrome ontmoetingsmomenten, mogen toch binnen een gerechtvaardigde waardigheid en betrokkenheid, door ontmoeting en een persoonlijk moment, met elkaar verweven [gedeeld] worden? Door een handdruk, een schouderklopje, een lach en een traan?

Het zij gezegd …

 

Nieuw Sion 18 augustus 2017